Gisterenavond ging ik naar het spreekuur van de dierenarts met onze Thomas O’Malley voor een reeksje inentingen. Hij begint uitgekeken te geraken op de living en keuken, en wij op de kattenbak. Nu hij netjes beschermd zal zijn mag hij leren buiten gaan, zodat hij zich daar binnenkort kan uitleven.
In de wachtzaal waren er 3 wachtenden voor mij. Allemaal honden van verschillend formaat: een beige windhond (blijkbaar een prijsbeest met stamboom), een jack russell en een pluizige chihuahua (bij een hip tienermeisje op schoot, bewaakt door mamalief). Het geurde er naar natte hondenpoten.
De bench in mijn hand wiegde even wat verontrust. Luttele minuten later hoorde ik diepe keelgrommen uit de kitten komen zoals ik hem nog nooit hoorde doen, laat staan dat ik dacht dat een kitten zo’n geluid kan produceren! Een blik in de bench toonde dat mijn tijger in een puntige bal pluis veranderd was. Ik zette hem iets verder van de honden weg, maar de windhond kon zijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en moet toch even snuffelen. De kreet uit de bench deed de hond snel terugdeinzen. De jack russell moest dan tonen dat hij stoerder was en kwam ook even snuffelen. Deze keer was de aanval zo stevig dat de bench 20 cm versprong!
Vinnige beestjes, die kittens.
Na al de emotie hadden we later zoiets liggen:
Intussen maakte ik ook nog een afspraak voor 6 februari. We gaan het kattenbestand in de buurt niet nog meer opdrijven 😉